Opzeg van de woninghuurovereenkomst door de huurder

De wetgever heeft vrij strikte regels ingevoerd in geval van verhuring van een woning die tot hoofdverblijf van de huurder wordt bestemd. Deze regels dienen ter bescherming van de huurder, maar impliceren tegelijk ook bepaalde verplichtingen in diens hoofde.

Wanneer het gaat om een overeenkomst van 9 jaar of langer kan de huurder principieel op eender welk tijdstip opzeggen, dit in tegenstelling tot de verhuurder.

Wel moet daarbij een opzegtermijn van 3 maanden worden gerespecteerd.

Wanneer de huur wordt beëindigd in de eerste driejarige periode zal bovendien een vergoeding verschuldigd zijn. In het eerste jaar gaat dit om een vergoeding van 3 maanden huur, in het tweede jaar om twee maanden en in het derde jaar om één maand.

Om te berekenen of al dan niet een vergoeding verschuldigd is, moet worden gekeken naar de einddatum van de opzeg. Indien deze einddatum binnen de eerste drie jaar valt, dan zal de huurder een vergoeding moeten betalen aan de verhuurder.

De opzegtermijn begint bij woninghuur te lopen de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de verzending van de opzegbrief. Wanneer bijvoorbeeld wordt opgezegd op 15 januari begint de opzegtermijn te lopen op 1 februari en loopt ze af op 30 april.

Wanneer deze einddatum samen zou vallen met de laatste dag van het eerste, tweede of derde jaar kan discussie ontstaan of de respectievelijke vergoeding al dan niet moet worden betaald.

Twee Vredegerechten hebben zich hierover reeds moeten buigen met betrekking tot een opzeg tegen het einde van het derde jaar … met een tegenstrijdig oordeel.

Het Vredegerecht te Westerlo meende dat de wetgever geen onderscheid heeft voorzien tussen een beëindiging “tijdens” of “tegen het einde” van het derde jaar van de huurovereenkomst zodanig dat de huurder wel degelijk vergoeding verschuldigd was (Vred. Westerlo 7 juli 1999, Huur 2001, 98).

De Vrederechter te Brugge oordeelde daarentegen dat bij een opzeg die verstrijkt op de laatste dag van de eerste drie jaar geen recht op vergoeding bestond in het voordeel van de verhuurder (Vred. Brugge 29 september 2005, Huur 2008, afl. 2, 79).

Op welk moment een huurder de opzeg verzendt, kan dan ook impact hebben op de te betalen vergoeding.

Voor de goede orde wordt nog benadrukt dat een overeenkomst van korte duur (3 jaar of minder) behoudens afwijkend akkoord niet voortijdig kan worden beëindigd.

Advocaten Heirman Gent